Het aantal biseksuelen dat suïcidaal is, ligt ongekend hoog. Dat blijkt eerder dit jaar uit onderzoek van Jantine van Lisdonk, researcher Sexual & Gender Diversity aan de VU Amsterdam. Over het algemeen ligt het aantal jongeren dat een zelfmoordpoging deed onder lhbt’ers ruim vier keer hoger dan bij hetero’s. En waar suïcidaliteit binnen homoseksualiteit al een probleem is, scoort de groep biseksuelen hier nog veel hoger op. De aanleiding voor verschillende organisaties om de huidige aanpak voor zelfmoordpreventie te gaan verbeteren.
“Deze groep heeft moeite met het claimen van een positieve identiteit”, vertelt Hanneke Felten, preventiedeskundige en onderzoeker van sociaal kennisinstituut Movisie. “Ze hebben het met name lastiger met het vinden van begrip en acceptatie, grotendeels door vooroordelen. Hetero’s begrijpen vaak niet dat je daadwerkelijk op twee geslachten kan vallen en denken dat het een fase is, of zijn bang dat biseksuelen niet monogaam zijn. Homo’s en lesbiennes daarentegen vrezen dat biseksuelen niet echt voor ze zullen gaan, omdat ze eigenlijk niet gay zijn.” Lucas*, 25 jaar en homoseksueel, herkent dit. “Ook al geloof ik oprecht in biseksualiteit, toch herken ik het gevoel van onduidelijkheid. Je vraagt je toch even af of iemand echt voor je zal gaan, of dat je straks teleurgesteld achterblijft omdat je mannelijke date toch liever alleen met vrouwen doorgaat.”
“Lhbt’ers hebben veel vaker nare ervaringen.”
Dat biseksuelen het moeilijker hebben met het vinden van hun eigen identiteit, die bovendien minder begrepen wordt door hun omgeving, is een factor die meespeelt bij het hoge aantal suïcidalen. “Maar ze hebben net als overige lhbt’ers ook veel vaker nare ervaringen, waardoor ze ongelukkiger kunnen zijn”, legt Felten uit. “Ze komen veel vaker in aanraking met discriminatie, intimidatie, pesten en geweld. Allemaal factoren die je een stuk ongelukkiger kunnen maken. Uit de kast komen is daarom een hele stap, een keuze waar zij jarenlang mee kunnen worstelen.”

Kris van der Veen is lhbt’er en heeft in het verleden zelf suïcidale gedachtes gehad. Deze ervaring zet hij nu in om andere soortgenoten te helpen, door zijn werk bij 113 Zelfmoordpreventie. “Ik geloof dat je een lange adem moet hebben voor emancipatie en sociale acceptatie. Daarvoor moet je veel geduld hebben en nooit de hoop opgeven. Wat er verbeterd moet worden? Dat jij en ik om ons heen kijken, de eerste stap zetten naar de ander. Er zijn, ook buiten kantoortijden. Doorvragen, iemand zien.”
“Er is nog een wereld te winnen, en daar hebben we iedereen bij nodig.”
Preventie is volgens Van der Veen het sleutelwoord voor veel taboe-onderwerpen. En praten is daarin erg belangrijk. “Een omgeving waar moeilijke thema’s bespreekbaar zijn, zorgt ervoor dat mensen kunnen, durven en willen praten over hun problemen”, vertelt hij. “Mensen die over zelfmoord nadenken willen namelijk niet dood, maar willen vooral dat hun problemen worden opgelost. Dat er een einde komt aan eenzaamheid, aan pestgedrag, aan zo zeer met jezelf in de knoop zitten.”
Op dit moment wordt er door partijen als Movisie, COC Nederland en 113 Zelfmoordpreventie gewerkt aan de verbetering van zelfmoordpreventie voor biseksuelen. Van der Veen is daar vanuit 113 Zelfmoordpreventie nauw bij betrokken. De verbetering wordt breed aangepakt. Zo richten ze zich op de jongeren zelf, maar ook op hun ouders en de rest van de omgeving. “Onderdelen van het project zijn onder meer het vernieuwen van de campagne Iedereen Is Anders, het maken van aansprekende video-portretten en het creëren van trainingen voor jongerenorganisaties en Gender & Sexuality Alliances op scholen. We willen ervoor zorgen dat iedereen goede informatie krijgt, zichzelf herkent in verhalen en dat we bestaande netwerken trainen en bij elkaar brengen. Er is nog een wereld te winnen, en daar hebben we iedereen bij nodig.”
“Als er meer begrip en acceptatie is, zullen biseksuelen zich minder snel ongelukkig voelen en daardoor ook minder snel suïcidaal worden.”
Er worden hulpprogramma’s ontwikkeld en campagnes uitgerold, maar volgens Hanneke Felten begint de echte preventie al veel eerder. “Als we ervoor kunnen zorgen dat biseksuelen minder in aanraking komen met nare ervaringen, doordat er meer begrip en acceptatie is, zullen zij zich minder snel ongelukkig voelen en daardoor ook minder snel suïcidaal worden.” Meer en betere voorlichting op scholen geven, is een van de belangrijkste stappen in dit proces.

Een van de mensen die zich hard inzet voor betere voorlichting is Sylvie de Goeij, coördinator voorlichting en educatie bij het COC in Groningen en Drenthe. Al jarenlang traint zij docenten, werkt ze aan lespakketten en overziet ze de ervaringsdeskundigen die op scholen vrijwillig hun verhaal komen vertellen. “Er zijn bestaande lespakketten, waar scholen zelf hun draai aan kunnen geven. Dat is ook belangrijk, want de informatiebehoefte kan per locatie verschillen. Zo hebben scholen in de randstad meer multiculturele leerlingen, wat weer een hele andere benadering vraagt dan leerlingen op het platteland. Religie speelt in de randstad bijvoorbeeld een grotere rol, doordat er veel meer multiculturele leerlingen wonen. De methodes passen we continu aan op nieuwe onderzoeksresultaten, waarmee we de pakketten zoveel mogelijk blijven verbeteren.”
Voorlichting op scholen is belangrijk, maar het is wel cruciaal dat het op de juiste manier gebeurt. “Anders kan het juist averechts werken,” weet Felten. “Zo moet je in de brugklas geen discussie aangaan door middel van stellingen, iets wat nu helaas uit gemak wel vaak voorkomt. Hierbij wordt de leerlingen vaak gevraagd wat zij van bijvoorbeeld homoseksualiteit vinden. Er hoeft maar een leerling te zijn die hard roept dat hij het helemaal niks vindt, en de rest van de klas volgt. Hierdoor ontstaat er juist minder acceptatie. Bovendien durven lhbt-klasgenoten in deze groep vervolgens alleen nog maar minder uit de kast te komen. Het is veel efficiënter om leerlingen in elkaars huid te laten kruipen, bijvoorbeeld door het maken van een toneelstuk. Zo leren ze elkaar beter te begrijpen.”
Sylvie ziet dat in haar werk ook, maar benadrukt dat het per groep en leerjaar verschilt. “Bij de ene klas werkt een bepaalde aanpak heel goed, maar bij de ander juist weer niet. Dat moet je aanvoelen en waar nodig bijschaven. Bovendien hebben we het over jongeren die nog volop in ontwikkeling zijn. Met brugklassers moet je inderdaad geen discussie aangaan, maar met 17-jarigen kan dat wel. Zij hebben al geleerd om te debatteren en kunnen zich beter inleven in een ander, waardoor er juist een goed gesprek kan ontstaan.”
“De wetgeving over voorlichting is te vaag.”
Sinds een aantal jaar zijn scholen verplicht om aandacht te besteden aan seksuele diversiteit, maar daar is niet duidelijk bij aangegeven hoe vaak dat zou moeten en op welke manier. “Veel scholen vinken het daarom snel af, door het in de biologieles een keer te benoemen. Hierbij blijft het vaak zelfs beperkt tot homoseksuelen, terwijl biseksuelen, transgenders en andere delen van het spectrum onderbelicht blijven. En het lastige is dat dit nog moeilijk te handhaven is. Er zijn geen sancties afgesproken over het gebrek aan goede voorlichting en de Onderwijsinspectie controleert dit nauwelijks”, stelt de Goeij.

Dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt over de inhoud en kwantiteit van de verplichte voorlichting, erkent de Onderwijsinspectie. Maar woordvoerder Albert Roele laat weten dat er wel gecontroleerd wordt. “Als er signalen zijn dat scholen geen of onvoldoende invulling geven aan verplichte kerndoelen, kan de inspectie optreden. In 2016 deed de inspectie een thematisch onderzoek naar dit onderwerp. De conclusie daarvan was dat de meeste scholen zeker invulling geven aan dit kerndoel. Maar we zagen onder scholen wel grote verschillen in aard, omvang en frequentie.”
Dat laatste is iets waar De Goeij vraagtekens bij plaatst. “Zo verschilt het dus per school of je kind goede voorlichting krijgt, terwijl dit inmiddels wel in de wet is opgenomen. Bovendien maakt het ons werk lastiger. Het liefste zouden we willen zien dat elk kind voldoende voorlichting krijgt, om de sociale acceptatie voor lhbt’ers in heel Nederland te verbeteren.” Maar ze begrijpt wel dat handhaving lastig is, als er geen concrete afspraken zijn gemaakt. “De wetgeving is nu gewoonweg te vaag.”
“We moeten nu telkens dertien jaar aan vooroordelen terugdraaien.”
Het COC zou het liefste zien dat er vanaf de kleuterklas al voorlichting wordt gegeven. “Ouders schrikken vaak als we dit zeggen, want kleuters zijn toch veel te jong voor een gesprek over seksualiteit? Maar voorlichting gaat absoluut niet alleen maar over seks. We leren kinderen nu ook al verhalen over verliefd worden op een prins of prinses, waarom zou een prinses in zo’n verhaal niet ook eens verliefd kunnen worden op een andere prinses? Op dit moment gaan we het gesprek vaak pas aan met pubers, waardoor we nu telkens dertien jaar aan vooroordelen weer terug moeten draaien. Lhbt’ers worden zo automatisch als ‘anders’ gezien, want daar hebben ze in hun leven nog nooit eerder van gehoord. Als we kinderen van jongs af aan meteen het hele spectrum laten zien, dan is er straks veel meer begrip en acceptatie.”
* Lucas is niet zijn echte naam